Gispen is niet alleen de familienaam die onlosmakelijk verbonden is aan een deel van de 20ste-eeuwse Nederlandse meubelindustrie. Het is ook een werkwoord, dat het Woordenboek der Nederlandse Taal als volgt definieert:
1. Eigenlijk. Met eene gisp slaan, geeselen, hetzij als strafoefening of niet.
— Minder eigenlijk.
— Thans nog in Zuid-Nederland: in het water slaan en het daardoor omhoog doen spatten.
— Vandaar zelfs water gispen, voor: water sproeien, spuiten en derg. (Ald.).
— Onpersoonlijk: het gispt, in toepassing op eene kortstondige regenbui (Ald.).
2. Zuiver figuurlijk.
3. Overdrachtelijk. Iemand doorhalen, hekelen.
— Ook met eene zaak, meest onstoffelijk, als voorwerp.
— Dikwijls in zwakkere opvatting: iets afkeuren.
De Fokke & Sukke Scheurkalender 2021 combineerde de familienaam en het werkwoord op 2 november met een cartoon die wij u niet wilden onthouden.
© Reid, Geleijnse & Van Tol (herpublicatie op deze website met toestemming)