In 1926 introduceerde Gispen met de Giso-lampen een heel nieuwe vorm van verlichting in Nederland. De Giso-lampen waren gemaakt van kristalglas dat was overtrokken met een heel dun laagje opaalglas. Het ‘Gisoglas’ liet meer en bleker licht door dan het gangbare melkglas. Dit betekende meer lichtrendement, economischer energieverbruik en het voorkomen van verblinding. Met de Giso-lampen speelde Gispen handig in op de elektrificatie van Nederland gedurende de jaren twintig. De gloeilampen van metaaldraad waren kort na de Eerste Wereldoorlog geperfectioneerd. Deze nieuwe gloeilampen gaven – in tegenstelling tot de kooldraadgloeilampen van voor de Eerste Wereldoorlog – erg fel licht zodat een goede blindering noodzakelijk was. De Giso-lamoen voorkwamen verblinding. Een ander belangrijk aspect van de Giso-lampen was de standaardisatie: door het steeds anders combineren van standaardonderdelen kon met een beperkt aantal basisvormen een grote variatie aan lampen worden gemaakt.
Jaar: 1926